Hier vindt u nieuws over Lucas de Waard, columns en verhalen van Lucas de Waard, flauwekul van Lucas de Waard et cetera, et cetera.

PARKWACHTERS Brabants Boek Present 2024

In opdracht van Tilt en het Cultuurfonds schreef ik de novelle Parkwachters! 7 - 22 september gratis bij besteding van 15 euro in Brabantse boekhandels.

'Invasie'

In maart 2024 gaat 'Invasie' in première. De nieuwe actiefilm van Bobby Boermans (Mocro Maffia, Het gouden uur), waarvoor ik mede het scenario schreef.

"Cultuurstad" is een naam die je moet verdienen

Tekst uitgesproken in de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch , 10-1-23

Ik zit geregeld in de auto. Dat komt doordat ik kunst maak en dat doe je over het algemeen in de randstad. En als ik vanuit die randstad, waar ik dus de hele dag aan kunstprojecten gewerkt heb, het prachtige Den Bosch in rijd, dan kom ik altijd langs het bordje: Welkom in de Cultuurstad van het zuiden. De ironie daarvan, dames en heren, is aan mij welbesteed. “Cultuurstad”, wij hebben dat woordje op onszelf geplakt en hopen dat als je het maar hard genoeg zégt, het vanzelf waar wordt. 


Maar op basis waarván precies, zijn wij cultuurstad van het zuiden? Omdat we een theater hebben? Jeroen Bosch? Musea? Allemaal mooi, maar van een cultuurstad verwacht je, ik weet niet, méér. Je verwacht dat als je een kunstacademie hebt, er voldoende atelierruimte is. Je verwacht dat er laagdrempelige podia voor pop en toneel zijn. Dat er voor makers voldoende reden is om niet massaal naar de randstad te trekken. Want als zélfs in de Cultuurstad van het Zuiden niet genoeg te ondernemen is voor kunstenaars, wat zijn we dan aan het doen, beneden de rivieren? 


Goed, al deze dingen zijn moeilijk, vergen tijd en geduld en dat snap ik. Er moet geïnvesteerd worden. Gelukkig schijnt er geld te zijn. Sterker, er schijnt 43 miljoen bijeengeschraapt te kunnen worden. Ik heb geprobeerd na te denken over wat je met 43 miljoen kan doen en mijn hoofd ontplofte bijna. Met 43 miljoen kun je een revolutie beginnen. Je kunt zoveel culturele zaadjes planten dat we over tien jaar over een bloemenveld uitkijken dat z’n weerga niet kent. Je kunt het investeren in jonge makers, in docenten, in speelplekken, werkbeurzen. Je kunt het gebruiken voor toegankelijk muziekonderwijs voor kinderen, voor repetitieruimtes voor bandjes, plekken voor kruisbestuiving, je kunt Sluis 0 doorontwikkelen, het werkwarenhuis open houden, de ateliers in de W2 en Gruyterfabriek betaalbaar houden, zoveel, zoveel. 

Je zou de stadsslogan Cultuurstad van het Zuiden weg kunnen mieteren, omdat je het niet meer over jezelf hoeft te zeggen. Ánderen zullen het zeggen! Ánderen zullen met bewondering naar deze stad kijken en zeggen: ja, dát is de cultuurstad van het zuiden. 


Dat zou kunnen. Maar goed, dat gaan we allemaal niet doen. 


Nee, wat wij gaan doen is een nieuw designmuseum bouwen. Ik bedoel, we hébben al een redelijk nieuw designmuseum, maar we willen een nog nieuwere. 

Kijk, ik ben geen politicus, en ook geen econoom. Ik snap dat je niet zomaar een gigantisch bedrag van de ene naar de andere bestemming kunt dragen. En ik weet ook wel dat die 43 miljoen niet in een pot op een vensterbank staan te wachten. Dat een deel ervan komt uit de verkoop van het oude pand, ik noem maar wat. En ik ga er vanuit dat er belangen zijn. Maar die belangen zijn dus duidelijk níet: die van makers. En ook niet die van de gemiddelde cultuurliefhebber. Want die verzucht niet al jaren: Oh, dah designmuseum dah kan éch nie meer! 


Maar toch gaat er, na het theater aan de parade, weer meer geld naar baksteen. 

En ik begin me af te vragen: lief Den Bosch, waar liggen je prioriteiten? Wat zég je eigenlijk, met zo’n investering? Hoe kan het zo zijn dat een collega van me door de gemeente gevraagd wordt een initiatief voor makers te ontwikkelen en dat binnen no time alweer de vraag is: ja maar moet dit dan echt geld kosten en kunnen die artiesten het niet quid pro quo doen? Terwijl elders 43 miljoen stukgeslagen wordt. Het gaat niet over of daar een causaal verband is, het gaat over wat er daarmee vertéld wordt. 


Er wordt dan gezegd dat zo’n museum zorgt voor meer toeloop naar de stad, maar volgens mij vinden kunstliefhebbers het huidige museumkwartier hartstikke praktisch. Bovendien is dat hele idee van: “kunstliefhebbers komen naar de stad en daar profiteert elke maker van” allang de grond in geboord door het Jeroen Bosch jaar. Dat was heel indrukwekkend, en succesvol, maar Bossche makers hebben er geen donder aan gehad. 


Onze wethouder van cultuur is leider van de grootste partij in deze stad. Een partij met hart voor onze sector. Dat schept verwachtingen. En hoop. Er is hier zo verschrikkelijk veel mogelijk. Maar het is er nog niet. Het is te weinig, voor een stad die zich cultuurstad noemt. En als het niet kán, als er te weinig geld is, dan wil ik me daar best bij neerleggen. Dan is het zoals het is en blijven we een kleine speler. Gewoon die stadsslogan dumpen en het er nooit meer over hebben. 

Maar als er bedragen als 43 miljoen mogelijk zijn, dan lijkt de vraag me heel relevant: wat willen we neerzetten? Wie zíjn we, als stad? Wat wil je, als gemeente, uitdragen richting jonge én gevestigde makers die zich afvragen of ze hier een toekomst hebben? Willen we ons richten op vooroplopen? Op de tóekomst van kunst en cultuur? Of willen we geld pompen in prestigieuze gebouwen en toeristische attracties? 


Nogmaals: ik ben geen politicus of econoom. Ik ben een maker en liefhebber. En Bosschenaar. En als ik dit hoor… Zó’n bedrag... Dan denk ik als maker, liefhebber én Bosschenaar: verspil het niet. 

Zeg ik dat dat museum zomaar afgeblazen moet worden? Absoluut niet.
 Zeg ik dat als er zo’n kolossaal bedrag naar alweer een nieuw gebouw kan, de rest van de sector alle recht heeft om te zeggen: holy shit, en wíj dan?! 

Ja. Honderd procent. 

BAST is uit!

Mijn nieuwe roman, 'Bast', ligt vanaf heden in de winkels. Ik ben er onmetelijk trots op. Koop hem bij je lokale boekhandel, of bestel hem via de shop elders op deze site. En laat een berichtje achter, ik ben hondsbenieuwd wat je ervan vindt.

Opnames 'Deep shit' van start

De opnames voor de misdaadkomedieserie 'Deep Shit', met o.a. Jennifer Hofman en Fockeline Ouwerkerk, zijn van start gegaan. Deze serie, waarvoor ik samen met Dirk van Pelt het scenario schreef, is vanaf september te zien bij BNNVARA!

Info

Over proberen 

Tijdens carnaval draait de DJ van mijn stamkroeg elke dag wel een keer ‘Killing in the name’, van Rage against the machine. Iedereen zingt dan luidkeels mee, want het is leuk om heel hard ‘Fuck you, I won’t do what you tell me!’ te roepen. Wat aanzienlijk minder luidkeels meegezongen wordt, simpelweg omdat niet iedereen de tekst kent, is de zin die in zijn eentje het couplet vormt:

‘Some of those that work forces, are the same that burn crosses.’

Wat zegt ‘ie daar eigenlijk? Vrij simpel: bij de politie werken Klu klux klan-types. 
 In het refrein gooit ‘ie er nog een schepje bovenop: ‘Those who died are justified, for wearing the badge, they're the chosen whites!’ 
Of “chosen whites” naar de witte gewaden van de racisten met puntmutsen verwijst of naar de huidskleur van zij die hun badge misbruiken, daarover lopen de meningen uiteen, maar de strekking blijft ongeveer hetzelfde. Speld zo’n ding op, en je kunt doen wat je wil, zéker met mensen van een bepaald etnische achtergrond.

Veel meer tekst heeft het nummer niet. Het ‘And now you do what they told ya!’ verandert op het einde in het beroemde ‘Fuck you, I won’t do what you tell me!’ en daarmee heeft zanger Zach de la Rocha alles gezegd wat hij zeggen wilde.

‘Killing in the name’ is het meest woedende nummer over racistisch politiegeweld dat ik ken. Misschien is het überhaupt wel het meest woedende nummer dat ik ken. Het stamt uit 1992. We zijn achtentwintig jaar verder en de straten van Amerika staan weer in de fik. 
Er is voor de zoveelste keer op film vastgelegd hoe een politieagent gretig een zwarte man tegen het asfalt werkt en een “arrestatietechniek” gebruikt die hem de adem en uiteindelijk het leven ontneemt. En nu de mensen het niet meer pikken zien we diezelfde gretigheid bij de manier waarop de protesten neergeslagen worden, de manier waarop de president de kant van de politie kiest en hoe de rechtse pers hem daarin huldigt. En iedereen die de hashtag 'blacklivesmatter' gebruikt krijgt meermaals toegebeten dat "all lives matter", alsof je ook huizen moet blussen die níet in de fik staan.

Racisme is springlevend en ik weet niet eens waar te beginnen met proberen te begrijpen hoe het moet zijn om elke dag weer te vrezen om ergens, op een bepaald moment, in een bepaalde situatie, voor minder aangezien te worden. Voor een soort wegwerpmens. Maar ik moet het proberen. Iedereen moet het proberen. En iedereen moet, wat mij betreft, kei en kéihard ‘Killing in the name’ blijven meezingen. In het volle besef van waar het nummer over gaat, het voelend, het overnemend, het menend. En laat dat dan íets zijn. Een klein begin. Van hopelijk, eindelijk, ooit, beter worden, met zijn allen.

Clip

 

Over culturele kaalslag (en man-caves)


Cultuur en subsidie: het begint steeds meer te voelen als een relatie waarin één van de twee het steeds uitmaakt en de ander dan smeekt en smeekt, tot de eerste weer terugkomt. Maar dan wel met nieuwe, akelige voorwaarden, die de liefde verder uitkleden. ‘Ik wil met je zus naar bed kunnen.’ ‘Ik wil mijn eigen slaapkamer’. ‘Je moet een boob-job’.  ‘Ik wil een man-cave.’ 
Het is een giftige relatie maar zonder die ander redden we het niet. Daar zijn we van overtuigd en dat is natuurlijk voor een goed deel ook de waarheid. Onze halve sector is op subsidie gestut en dat is logisch, want dat geld wás er. En de liefde was er ook, ooit. Lang voordat de relatie verzuurde en het steeds, steeds een beetje minder werd.

 

En ik droom ervan om te kunnen zeggen: We maken het uit! Doei! Tabee! 
 Ik weet ook wel dat dat niet kan. Zo werkt het niet. De ineenstorting zou bijna absoluut zijn. Niet totáál natuurlijk, en kunst vindt altijd zijn weg wel, maar toch: niet minder dan een kleine ramp. We kunnen niet zomaar zeggen: We gaan bij je weg! Steek je subsidie en je man-cave maar in je reet.
 Maar ik kan ervan dromen. Van niet meer aan allerlei door ambtenaren verzonnen kwaliteitseisen moeten voldoen, maatstaven die leunen op het idee dat kunst maatschappelijk relevant moet zijn. Dat je van tevoren al moet weten wat iets gaat “betekenen”. En dat het altijd wel voor nét wat minder kan.

 

Er zijn momenteel veel initiatieven die de culturele bezuinigingsronde in Brabant moeten bestrijden. Profielfotostickers, protesten, posters en nog veel meer. En hoewel ik ze allemaal prachtig vind, en belangrijk, ben ik bijzonder somber over het effect dat het gaat sorteren.
 Kunstenaars en kunstliefhebbers hoeven elkaar en hun naasten immers niet uit te leggen wat kunst vermag. Dat het moet prikkelen, bevragen, verwonderen en dat het niet in louter geld is uit te drukken; dat wéten we. Maar wij zijn niet de meerderheid, we zijn niet de beleidsmakers, en het verdrietige is dat alle acties me zo doen denken aan de vorige klap die de sector kreeg. En die dáárvoor. Aan hoe we daarop reageerden en hoe weinig dat allemaal heeft uitgehaald. Sterker, hoe het soms uiteindelijk zelfs tégen ons werkte. Want o wat hadden die kunstenaars een zelfmedelijden. 

 

Nederland is een land van kruideniers. Wat hier niet in winst en verlies uit te drukken is vindt men hier doorgaans maar vaag . Jaloers kijken we naar onze oosterburen, waar de bondskanselier zélf het belang van kunst en cultuur verdedigt. Maar hier gaat die vlieger niet op. En ik koester weinig hoop dat dat gaat veranderen.

Dus wat nu? Moeten we dan maar níet protesteren? Dat wil ik niet zeggen. Maar ik denk dat het belangrijk is om niet alleen dezelfde patronen te herhalen. Niet louter naar die ex te roepen: kom terug! Wetende dat het de relatie niet gaat verbeteren. Dat het gewoon wéér wat minder wordt, en er wéér allerlei voorwaarden bij komen die we stiekem verafschuwen.

 

Ik teken uiteraard elke petitie. En ik geef met liefde woorden aan de terechte verontwaardiging. Maar stiekem droom ik van een wereld waarin we déze strijd niet meer hoeven te strijden. Van een gezonde relatie, óf desnoods die hele relatie maar overboord sodemieteren en gaan kijken of er nog meer vissen in de zee zwemmen. Ik weet heus wel dat dat zomaar niet gaat. Ik weet dat het een droom is. Maar stel… stél dat die wereld toch bestaat… Dan denk ik dat om die te bereiken er meer nodig is dan alleen proberen te beschermen wat er was. Dat we verder, veel verder moeten gaan kijken. Of, om de relatieanalogie in stand te houden: we hoeven die ander niet te dumpen, maar alvast Tinder installeren kan geen kwaad. 

'Verliefd op Ibiza - de musical' in première

3 februari ging 'Verliefd op Ibiza', de feelgoodmusical waar ik het script voor schreef, in première. Anders dan de film hebben we geprobeerd een verhaal te vertellen over diversiteit in de liefde, over buiten de lijntjes kleuren en je hart volgen. Bij voorkeur op een zonovergoten eiland, maar liefst overal. Lees hier de recensie van Trouw, en boek desgewenst hier uw tickets!

Geen einde

Deze column werd live uitgesproken tijdens de Verkadefabriek Avondeditie, 16-10-2019

In Drenthe heeft een vader negen jaar in een provisorische doomsdayboerderij op het einde der tijden zitten wachten. Met zijn kinderen, afgesloten van de buitenwereld, zelfvoorzienend, aangewezen op elkaar. Wachtend op de Apocalyps. Die kwam niet. Geen zondvloed, geen meteorietenregen, geen dag des oordeels, geen nucleaire holocaust, niks, nada, nopjan. 
Veel andere dingen kwamen er wel, in die negen jaar. Klimaatontkenners. Een Brexit-referendum. Een narcistische malloot aan het hoofd van het vrije westen. We misten twee grote voetbaltoernooien. We wonnen het songfestival. Er gebeurde een boel, maar het einde der tijden kwam niet. 

Ik vraag me af of de man teleurgesteld was. Of hij, toen hij op een brancard naar buiten werd gedragen, tussen zijn vingers door kijkend vanwege het felle licht, dacht: ‘Hè kut. Alles is er nog.’ Misschien had hij zand verwacht. Ingestorte bruggen en in rafelige kleding gehulde nomaden op zoek naar water. Misschien waren zijn kinderen wel getraind om te overleven in een bar niemandsland. 

Ik stel me voor dat de man, nadat hij in de ambulance geladen was, aan een van de broeders vroeg: is er veel veranderd?

Iedereen zou die broeder willen zijn. We zouden allemaal hetzelfde doen: geestdriftig knikken en niet weten waar te beginnen. Verlekkerd zouden we de feiten opdissen.

Nou meneer, u dacht dat het erg was toen u die deur vergrendelde, maar moet u eens raden welke volslagen randdebiel al drie jaar president van Amerika is! 

Rood aangelopen van de pret zouden we hem laten raden. Nee, geen telg van de Bush-familie meneer, dat mochten we willen! Wat zegt u? Oprah Winfey? Ach, was het maar zo’n feest!


We zouden vertellen dat Feyenoord een keer kampioen is geworden. Dat wij daar ook niks van begrijpen maar dat dat blijkbaar gewoon kan. En dat David Bowie en Prince dood zijn, en Michael Jackson ook. En de man zou mompelen dat hij dat van Michael Jackson nog wel heeft meegekregen. En wij zouden zeggen: shit, is dat alweer zo lang geleden?

We zouden vertellen over de MH17, en wat de Russen verder allemaal nog geflikt hebben, en we zouden zeggen: ja hoor, toch weer die geniepige Russen, meneer. 

We zouden vertellen dat Tom Dumoulin de Giro gewonnen heeft, dat er een zwarte Pieten-discussie is die jaarlijks meer media-aandacht krijgt dan een gemiddelde humanitaire ramp, dat Geert Wilders een horde mensen om minder Marrokkanen liet brullen, en dat dat blijkbaar mag, want hij zit nog steeds in de tweede kamer (dat is op zichzelf al wel een dingetje, meneer: Geert fakking Wilders zit nog stééds in de tweede kamer).

Afijn, dat zouden we allemaal vertellen. ‘Ja meneer, dat heeft u dus allemaal gemist, terwijl u daar op het einde der tijden zat te wachten.’

En de man, die natuurlijk hevig verzwakt is, zou zachtjes vragen: ‘Maar heb ik écht iets gemist?’

Hm.

‘Goeie vraag’, zouden we zeggen.

We zouden er even over nadenken, en we zouden beseffen dat grote, wereldse gebeurtenissen misschien niet per se gemist worden. Dat missen gaat over wat er dichtbij je is of hoort te zijn. Over dingen zo klein als een ademteug of een hartslag. We zouden snappen dat onze eigen hoogtepunten van de afgelopen jaren niets te maken hebben met tierende politici of zegevierende sporters, maar met alles wat er gebeurt als je de buitenwereld juist even vergeet. 

Deze gedachte zouden we hardop uitspreken en de man zou knikken. Het zou een mooi moment zijn, van wederzijds begrip, maar toch zouden we ons nog iets afvragen. We zijn immers een nieuwsgierige ambulancebroeder.

‘Waarom,’ zouden we vragen, ‘ga je binnen op het einde der tijden zitten wachten? Ook daar ben je immers niet veilig. Het einde der tijden gaat dwars door muren heen. Waarom zou je je daarvoor van de wereld afsluiten?’

En de man zou antwoorden: ‘Maar we zaten niet te wachten op het einde der tijden.’

‘Niet?’

‘Nee, want het was al hier. We hadden het bij ons. Het einde der tijden begint zodra je de deur achter je dichttrekt. Zodra je de gordijnen sluit. Bij ons, in ons huis, stond de tijd stil. De klok is pas weer begonnen met tikken toen jullie binnen kwamen vallen.’

Daar zouden we even over nadenken.

‘Maar waarom zou je in godsnaam een einde der tijden willen?’, zouden we na een korte stilte vragen. 

En de man zou zeggen: ‘Heb je dat zelf net niet heel accuraat omschreven?’

TOON naar Netflix!

De komedieserie 'Toon', waar ik tot mijn onbeschrijfelijke trots aan heb mogen meeschrijven, is vanaf 18 oktober op Netflix te zien. Dat is grandioos tof en bizar. Bekijk hier de trailer en gaat dat streamen, lieve mensen!

Pleister (een verhaal van 100 woorden)

‘Richard, doe nog eens dat ene’ fluistert Vanessa met hese stem, ‘Dat was lekker’.
‘Dat met mijn duimen?’ vraagt Richard, blij met deze plotselinge wending van de avond, en dat terwijl het niet eens vrijdag is.
‘Ja, dat is echt het lekkerste dat je ooit hebt gedaan!’
Vol goede moed begint Richard te friemelen.
‘Au’, zegt Vanessa, ‘Dat doet pijn.’
‘Sorry’, zegt Richard, ‘Mijn ene duim heeft een pleister.’
‘Bah, haal eruit’, zegt Vanessa boos, ‘Viespeuk.’
Teleurgesteld haalt Richard zijn duimen uit Vanessa en steekt ze onbeholpen omhoog, alsof er iets te vieren is.
‘Ik zie geen pleister’, zegt Vanessa.